Eugène Peters
Hij begon zijn artistieke carrière aan de Académie voor Schone Kunsten in Antwerpen. Daar bekwaamde hij zich in het grafisch métier onder leiding van leermeesters als René De Coninck, Marc Séverin en Jos Hendrickx.
Etsen en tekenen volstonden echter niet voor Eugène en daarom begon hij daarnaast te experimenteren met olieverf. Hierin was hij zijn eigen leermeester. Zonder nog ooit gehoord te hebben van Hiëronymus Bosch, lijken de figuren van de eerste schilderijen van Peters zo te zijn weggelopen uit diens landschappen. Later laat hij zich soms inspireren door mensen als Pieter Breughel de Oude en, meer hedendaags, Pyke Koch.
Eugène Peters schildert nu alweer zo’n veertig jaar en heeft in die tijd een geheel eigen stijl ontwikkeld. Zijn werken vormen een wonderlijk samenspel van realiteit en verbeelding. Ze getuigen steeds van een diepe liefde voor de natuur. Of hij nu een konijn schildert, een kikker of een struisvogel, een pels lijkt zacht als fluweel, een verenpak glanst alsof de zon erop schijnt en oogjes schitteren als sterren. Eugène Peters zou echter Eugène Peters niet zijn als hij niets zou toevoegen. Daarom dragen zijn dieren feestmutsen, mantels van satijn met kanten kragen, middeleeuwse puntschoenen en wat al meer. Zij voeren strijd met pijl en boog of een ander wonderlijk strijdwapen in een magische wereld, waar alles mogelijk is.
Commédia dell’Arte
Maar hij schildert niet enkel dieren. De figuren van de Commédia dell’Arte leveren een ware hoorn des overvloeds aan onderwerpen. Pierrots en Harlekijns treden op als acrobaten, struisvogeltemmers of gewoon als zichzelf. Circustenten en theaterpodia vormen een dankbare achtergrond voor deze figuren in bonte lapjespakken, met narrenmutsen, trommels en bazuinen. Geen wonder dat Eugène Peters meestal wordt ondergebracht bij de Magisch Realisten, alhoewel hij zichzelf liever bestempelt als fijnschilder.
Lees meer op Wikipedia: